Al zestig jaar lang vliegen de broden en taarten van Maria, Marleen en Joyce als zoete broodjes over de toonbank.
Al is een bakkerij uitbaten in 2024 heel andere koek dan toen...
LEES HET INTERVIEW

Maria (82)

“Brood kneden, bloemzakken dragen, abrikozentaart in vormen leggen… Vroeger zag je rug nogal af als bakker”

“Als bakkersvrouw ben ik jarenlang een luisterend oor geweest. Ik kwam altijd bij de mensen thuis – vaak als enige op een dag – en kreeg dus alles te horen. Dat persoonlijke contact, dat is voor mij nog altijd het mooiste aan het beroep. Ik ken iedereen, en iedereen kent mij. Mensen willen hun babbeltje doen. Ook nu nog, als ik ga kaarten, komen mensen naar me toe. ‘Maria, heb je eens vijf minuten voor mij?’ En dan vertellen ze over hun zorgen. Dat is niet alleen van vroeger, hoor. Ook Joyce heeft dat gehad. Een dame met kanker kwam elke week vertellen hoe het was. Achteraf heeft ze ons gezegd hoeveel deugd die babbels haar deden. Daar doen we het voor.”

LEES HET INTERVIEW

Marleen (62)

“De eerste maanden dat mensen bij ons werken, krijgen ze er vaak twee kilo extra op de weegschaal bij, door onze lekkere pateekes”

“Onze job wordt altijd creatiever. Vroeger werden taarten alleen in het weekend besteld en dan was het vooral abrikozentaart. Vandaag zijn er het hele jaar door feesten. Pasen, Kerstmis en Sinterklaas maar bijvoorbeeld ook halloween en Valentijnsdag zijn topdagen geworden. De raarste taart die we hebben moeten maken, was toch wel een piemeltaart voor een vrijgezellenfeest. Maar ondanks al die folietjes blijft onze bestseller onze eierkoek. Een familierecept van meer dan 65 jaar oud en waarvan we ongeveer duizend stuks per week verkopen. Dan zie je oma glunderen.” (lacht)

LEES HET INTERVIEW

Joyce (37)

“Papa heeft ons altijd op het hart gedrukt om te blijven investeren – zo voelen mensen dat je mee bent”

“Als kind stond ik altijd met mijn papa in de bakkerij. Op een trapje, om potten uit te likken. En toen ik op mijn twaalfde ging babysitten bij mijn tante die ook een bakkerswinkel had, zei ik tegen haar: ‘Ga jij maar met je zoon spelen, ik doe de winkel wel.’ Vanaf mijn vijftiende begon ik als jobstudent. Ik had nog geen rijbewijs, dus de vrachtwagen die het brood naar de winkel bracht, pikte mij thuis op. Levering om 5 uur ’s ochtends van brood én mij. (lacht) Toen ik ouder was, ging ik soms meteen na een fuif: dat maakte me allemaal niet uit. Ook nu weten mijn vrienden dat ik op feestjes meestal als laatste aankom. Maar de taart die ik meebreng, maakt veel goed.”

LEES HET INTERVIEW

Bron: Libelle
Fotograaf: Joost Govers